Therapie voor Selectief Mutisme

Tips voor het afnemen van individuele toetsen

Is uw leerling veel angstiger in toetssituaties dan andere leerlingen, dan heeft u misschien iets aan de volgende tips:

Durft uw leerling nog niet of te weinig te spreken om toetsen te kunnen afnemen?

Durft uw leerling wel te spreken in de klas, maar klapt hij dicht bij toetsen?

Misschien kunnen de volgende tips helpen:

  1. Leg van te voren goed uit hoe het verloopt. Denk aan: Waar? Wanneer? Hoe? Met wie? Kijk eerst eens of uw leerling de taak durft te volbrengen als het geen toets is. Neem uw leerling apart in dezelfde ruimte of situatie als toetsmomenten en lees samen een rij woordjes of een verhaaltje. Herhaal dat zo nodig enkele keren, voordat u de eigenlijke toets afneemt. Als de oefentaak niet lukt, is toetsafname niet haalbaar.

  2. Leg geen nadruk op het toetsresultaat (het cijfer) maar op het verloop van de toets. Oefen hiermee op een speelse manier. Neem bijvoorbeeld eens een paar keer een “toets” af waarbij u niets opschrijft of scoort en geen tijd opneemt. Vraag uw leerling na afloop een cijfer te geven aan u: hoe heeft u het gedaan? Heeft u de vragen goed voorgelezen? Heeft u de leerling goed geholpen?
    En kan uw leerling zichzelf ook een cijfer geven voor zijn/haar dapperheid: hoe goed durfde hij mee te doen? Hoe dapper voelde hij zich? Is het cijfer voor dapperheid al hoog genoeg voor een echte toets of vraagt dat nog enige oefening?

  3. Laat uw leerling spelenderwijs oefenen met “toetsen” op de computer, bijvoorbeeld via www2.digischool.nl, http://kids.kennisnet.nl, of www.onlineklas.nl. Het gaat hierbij niet om het resultaat, maar om het oefenen van dapperheid tijdens toetsen. De leerling kan zelf oefenen achter de computer en misschien zelfs zijn eigen tijd opnemen. Kinderen kunnen samen oefenen en elkaars tijd opnemen. U kunt met de leerling meekijken. Laat de leerling uw tijd eens opnemen met de stopwatch. Later kunt u een “toets” die de leerling net gemaakt heeft op de computer, vervolgens afnemen zonder computer erbij. Welke ging beter? Wat vond uw leerling spannender?

  4. Begin echte toetsen altijd met een paar (verzonnen) items waarvan u zeker weet dat het kind het kan. Laat bijvoorbeeld plaatjes benoemen of gesloten vragen beantwoorden.

  5. Laat eventueel een ouder of vriendinnetje waarmee de leerling makkelijk spreekt aanwezig zijn.

  6. Probeer de toets op speelse wijze af te nemen en betrek daar de ouder of het vriendinnetje bij.

  7. Bij kinderen die gevoelig zijn voor tijdsdruk is het raadzaam de tijd niet zichtbaar op te nemen. Dus geen stopwatch gebruiken, maar onopvallend een grote klok met secondewijzer gebruiken die al in de ruimte hangt of een klokje op de computer.

  8. Bij sommige kinderen werkt het juist goed als zij zelf de tijd mogen opnemen. Dit geeft hen controle. Merk daarbij op dat het niet gaat om snelheid, maar om hoe lang het duurt.

  9. Lukt de afname ondanks de goede voorbereiding niet. Hou het dan luchtig en zeg bijvoorbeeld “Knap dat je het je hebt geprobeerd. Dat is al heel dapper van je. Ik heb me vergist en een te moeilijke toets uitgekozen. Een andere keer doen we het opnieuw met een makkelijke toets.”

Heeft uw leerling het programma “Spreekt voor zich” of een ander (anti-faalangst)programma al doorlopen?

In het programma “Spreekt voor zich” leerde uw leerling “handige hulpjes” aan om angst mee te overwinnen. Er werd ook op school mee geoefend en ze zijn na te lezen in de Dapperklapper. Gebruik deze handige hulpjes ook voor toetsmomenten.

  1. Gebruik de informatie “Nieuwe torens” en bijbehorende werkbladen uit Fase 5 van het programma “Spreekt voor zich”. Hiermee kunt u samen met uw leerling alle geleerde vaardigheden toepassen op nieuwe situaties, bijvoorbeeld op toetsmomenten.

  2. Kies samen de beste handige hulpjes uit, vul het werkblad in en werk stap voor stap toe naar het gestelde doel. Betrek hier ook ouders bij, zodat die de stapsgewijze aanpak kunnen ondersteunen.

  3. Heeft uw leerling een ander anti(faal)angst programma doorlopen? Kijk dan samen met uw leerling en zijn/haar ouder wat hij daar geleerd heeft en wat het beste bruikbaar is tijdens toetsmomenten.

Ten behoeve van de leesbaarheid wordt waar nodig gesproken over hij of hem. In plaats hiervan kan ook zij/haar gelezen worden wanneer het kind een meisje is.